Omgang en begeleiding
Doofblindheid kan in het dagelijks leven veel moeilijkheden met zich meebrengen. Het vinden van de weg in onbekende ruimtes is ingewikkeld en soms zelfs gevaarlijk. Daarnaast komen de omgangsvormen van doofblinden op onbekenden soms vreemd over. Het is dan ook prettig als zij kunnen vertrouwen op een goede begeleiding.
Intiemere omgangsvormen
In de communicatie met doofblinden wordt gebruik gemaakt van nauw lichaamscontact, waarbij men elkaar aanraakt. Deze omgangsvorm is anders dan wij in Nederland gewend zijn. De nabijheid en de intieme sfeer van het contact kan in het begin vreemd aandoen.
Vanwege hun zichtbeperking zijn doofblinden zich bewuster van veranderingen in de lucht, trillingen en geuren. Het gebruik van aanraking en reuk is normaal in de omgang. Door middel hiervan heeft de doofblinde contact met de buitenwereld. Sommige doofblinden herkennen iemand zelfs aan zijn lichaamsgeur. Sigarettenrook kan voor doofblinden zeer onaangenaam zijn.
Ondanks dat doofblinden vaak hulpbehoevend zijn, is het belangrijk voor hun eigenwaarde dat u hen niets uit handen neemt wat zij zelf kunnen doen. Net als anderen hebben zij het recht om beslissingen te nemen, ook al lijken ze ogenschijnlijk verkeerd of onhandig.
Bij de omgang met doofblinden hoort u te letten op de volgende punten:
- Probeer de doofblinde in een gesprek of activiteit nooit uit te sluiten, maar betrek hen hierbij.
- Laat weten wanneer u arriveert of vertrekt.
- Zorg er bij uw vertrek voor dat de doofblinde in contact is met iemand anders.
- Omschrijf het verkeer, het gebouw, de drukte of de natuur waarin u zich bevindt.
- Omschrijf het aantal, de stemming en het gespreksonderwerp van de mensen die aanwezig zijn.
Vertrouwen en veiligheid in de begeleiding
Zicht en gehoor zijn de belangrijkste afstands- en oriëntatiezintuigen. De doofblinde vindt zijn weg door het lenen van uw ogen en oren. Zij baseren zich op de informatie die u doorgeeft en uw waarschuwingen voor eventuele gevaren. Het is belangrijk dat zij u vertrouwen en veilig voelen, wanneer u hen begeleid.
Onderdeel van het opbouwen van onderling vertrouwen en een gevoel van veiligheid is het bespreken van de behoeften en wensen van de doofblinde. Probeer afspraken te maken over bepaalde signalen. Deze komen van pas wanneer een doofblinde acuut in veiligheid gebracht moet worden of betrokken is in een vertrouwelijk gesprek.
In de praktijk hebben doofblinden vaak problemen bij het vinden van de weg. Door hun zichtbeperking stoten zij zich gemakkelijker en is de kans dat zij ergens over struikelen groter. Ook plotselinge wisselingen van lichte en donkere ruimten kunnen zeer vervelend zijn. Wanneer u een doofblinde begeleidt, kan het moeilijk zijn om in te schatten, wanneer u hen kunt helpen.
Denk bij de begeleiding van een doofblinde aan de volgende punten:
- Vraag aan degene die u begeleidt wat zij willen, voordat u uw eigen keuze maakt.
- Vraag of u hen ergens mee kunt helpen.
- Bied uw arm aan wanneer zij ergens naartoe willen.
- Laat hen achter u lopen en eventueel uw schouder vasthouden wanneer dit nodig is.
- Waarschuw hen voor aankomende stoepranden, afstapjes, deuren, liften of andere obstakels.
- Waarschuw hen bij een lichtverandering (bijvoorbeeld bij het betreden van een donkere ruimte).
Aan het begin kunt u moeite hebben met de begeleiding. Wanneer u dit echter vaker doet en dit met de doofblinde bespreekt, gaat dit snel automatisch.