Nederlands handalfabet
Het Nederlands handalfabet is een klein onderdeel van de Nederlandse Gebarentaal (NGT). Het wordt voornamelijk gebruikt bij het spellen van namen en straatnamen. Daarnaast wordt het gebruikt voor woorden, waarvoor men het gebaar in NGT nog niet weet.
Het NGT bestaat net als de Nederlandse taal uit honderden woorden en een eigen grammatica. Het maakt een snelle manier van communiceren mogelijk, maar is moeilijk om te leren. Het handalfabet is door zijn eenvoud gemakkelijker te leren. Het bestaat uit 26 handgebaren die elk staan voor een letter uit het alfabet.
Voor het gebruik van het handalfabet gelden enkele regels. Het vingerspellen doet u met één hand. Dit kan zowel met de linkerhand als de rechterhand. Houd de hand ontspannen op schouderhoogte, gericht naar de gesprekspartner. Probeer tijdens het maken van de gebaren niet te verkrampen en uw arm in dezelfde positie te houden. Bij het maken van de gebaren hoeft u uw hand dus niet naar voren te bewegen. Alleen bij het spellen van twee dezelfde letters beweegt u uw hand tussendoor kort opzij. De letters worden in lettergrepen gespeld. Tussen de lettergrepen houdt u een korte pauze. U spelt het woord ‘stopcontact’ dus als ‘STOP-CON-TACT’. Spreek tijdens het spellen de lettergepen op een natuurlijke manier uit. Benoem hierbij niet de afzonderlijke letters, maar de lettergrepen zelf. U zegt dus niet ‘S-T-O-P-C-O-N-T-A-C-T’, maar ‘stop-con-tact’.